Travel Diary: Cambodja // Stukje hemel op aarde
Op het moment vertoef ik op een eiland in Thailand. Ik zit hoogstwaarschijnlijk ergens zonder internet, of de computers zijn zo oud dat het geen doen is vanaf daar relaxt te bloggen. Als ik terug ben, op 3 januari, zal ik een prachtig verslag voor jullie schrijven over dit heerlijke land. Maar eerst even iets anders: een terugblik. Op het prachtige Cambodja. Tijdens mijn reis door Azië in 2011 werd ik blij verrast door dit land vol littekens. Laat me je vertellen waarom…
The road to…
Ik was al een paar maanden onderweg en had Thailand en Laos al achter me gelaten. Na een paar heerlijke weken in Vietnam kwam ik terecht op Con Son, onderdeel van de afgelegen Vietnamese eilandengroep Con Dao, midden in de Zuid-Chinese zee. Hier zou ik kunnen duiken tussen walvishaaien en manta rays. Wat voor mij zo ongeveer gelijk staat aan een dag omringt worden door kittens en puppy’s en tegelijkertijd gemasseerd worden door mannen uit de Jillz reclame, en dat keer duizend. Na een tip van een local in Saigon stapte ik dus als een blij kind in het propellervliegtuig naar deze eilandengroep. Daar aangekomen, sprong ik achterop een ‘moto-bike moto-bike’ en was ik op weg naar het stadje. Daar aangekomen begon het opeens heel hard te waaien, de lucht werd steeds donkerder… Dat was het begin van een tropische mini orkaan. Zeg maar dag tegen het duikavontuur! Vijf dagen zat ik vast (want geen boot- en vliegverkeer mogelijk) in een hotelkamer met uitzicht op een muur. Zonder internet, tv of laptop. Geloof me, dan voel je je heel zielig!
Vlucht naar Cambodja
De storm bedaarde, en ik vluchtte terug naar Saigon, waar het ook flink regende. Na wat speurwerk kwam ik erachter dat ik de meeste kans op zon zou hebben in Cambodja. Ik wilde dit land oorspronkelijk overslaan, omdat het me ‘niet trok’. Ik wilde langer in Vietnam blijven, maar zonneschijn ging nu toch echt even voorop. De volgende dag was ik dus onderweg naar Cambodja. Meteen door naar de kust, ‘sin city’ Sihanoukville, wat net zo goed Phuket, Salou of Chersonissos had kunnen heten. In deze stad liep ik schijnbaar rond met een verbaasde en moedeloze blik, want er kwam zowaar een echte hippie-reiziger naar me toe die vroeg waar ik heen ging. Ik vertelde hem dat ik graag naar een eiland wilde, iets wat het tegenovergestelde is van alles waar deze stad om draait. Hij drukte me op het hart dat ik Koh Rong moest zien, de mooiste en meest verlaten plek die hij in Azië was tegen gekomen.. En zo zat ik dus de volgende dag om 07.30 uur op de boot naar Koh Rong.
Paradijs: Koh Rong
Tijdens de 2 uur lange boottocht naar het eiland toe, werd het zeewater steeds blauwer en de zon steeds feller… Toen het eiland in zicht kwam, verbaasde ik mij meteen over het spierwitte zand (bijna pijnlijk), wat al op een grote afstand te zien was. We kwamen aan in het vissersdorpje. Het dorpje was precies zoals ik het me voorstelde: een lange steiger van wankel sloophout (de haven) vol met vissers, druk in de weer met netten en boten. Op het strand begon het dorpje, wat meer weg had van een sloppenwijk: huizen gebouwd van resten metaal, platen, hout en plastic. Kapotte visnetten dienen als hangmat, noem maar op. Tussen de huisjes door liepen de bewoners van het dorp (in totaal ongeveer 50 inwoners), de mamma’s gekleed in pyjama’s (in Azië zijn pyjama’s geen pyjama’s, maar ‘leisure outfits’), de pappa’s met een sigaret en een plastic fles zelf gebrouwen alcohol in de aanslag en de kinderen rennen en spelen vrolijk met elkaar op het strand. Op het eiland kun je kiezen uit 3 verschillende accommodaties. En hoe toepasselijk: de bungalows waar ik verbleef hebben de naam ‘Paradise Bungalows‘, en terecht. Voor een bedrag van 14 dollar verbleef ik namelijk in een tweepersoons basic bungalow. Dat wil zeggen: een groot bed met muggennet en een eigen badkamer. En een uitzicht waar je u tegen zegt.
Helemaal weg
Inmiddels was ik al bijna 3 maanden door Azië aan het reizen, maar niet eerder was ik een plek zoals deze tegen gekomen. De mensen leven hier zó anders. Beperkt stroom, geen computers, geen internet, geen bereik op mobiele telefoons.. geen iPads/iPhones/iPods. Maar vreemd genoeg, of logisch eigenlijk, missen ze het ook helemaal niet. Ze hebben werkelijk geen idee hoe wij leven. Misschien idealiseren zij de westerse wereld wel, grote kans. Net zoals wij op onze beurt het leven op een paradijselijk eiland idealiseren…
Vriendelijk
Vooral op plekken waar het toerisme nog niet in massa’s verschijnt, zijn de Cambodjanen heel open, gastvrij en vriendelijk. Dat vind ik heel bijzonder aan dit land, als je bedenkt dat het gruwelijke Khmer Rouge regime 35 jaar geleden nog over het land heerste en meer dan 2 miljoen Cambodjanen vermoordde. Tijdens mijn verblijf in Cambodja heb ik het boek ‘First they killed my father‘ gelezen, een ingrijpend en waargebeurd verhaal van een jong meisje tijdens de jaren dat de Khmer Rouge het land terroriseerde. Absoluut geen boek dat je ‘zomaar even leest’. Het grijpt je. Maar daardoor ga je de Cambodjanen wel veel beter begrijpen.
Keerzijde: Het milieu
Maar in fel contrast met het pure leven en de pracht van het eiland, staat de manier waarop ze met het milieu omgaan. Niet alleen de lokale bevolking, maar ook de eigenaren van de bungalows. Al het water waarmee ze wassen belandt met zeep en al in de zee. Er zwerft enorm veel plastic en ander afval op het strand en in de zee rond. Prullenbakken zie je wel, maar als ze niet in de buurt staan gooien ze het schaamteloos neer, gewoon waar je bij staat. Maar ze weten ook niet beter. Ze hebben geen idee. Ik snap dat de problemen die in Cambodja heersen, zoals armoede en achterstand, niet zomaar op te lossen zijn. Maar hoe mooi zou het zijn om een groep specialisten op reis te sturen, welke gemeenschappen zoals deze op weg helpen om verantwoordelijk met de natuur om te gaan? Zodat groene eilanden écht groen blijven?
Steentje bijdragen
Wat ik zelf doe om een steentje bij te dragen aan het milieu tijdens het reizen, is zo min mogelijk plastic kopen. Ik neem mijn Sigg fles mee en koop zoveel mogelijk grote (5 liter) waterflessen, waar ik mijn fles mee vul. Ook neem ik natuurlijk afbreekbare cosmetica mee, zoals natuurlijke zonnebescherming van Lovea (weet je dat van chemische zonnebescherming het koraal dood gaat?) en shampoo-en-douchegel-in-1 happy hippy van Lush. Verder gebruik ik natuurlijke kokosolie die ik bij Eko plaza koop (van Royal Green, waar je serieus normaal mee bakt) voor zo ongeveer alles. Een beetje op mijn gezicht als dag- en nachtcreme… Maar het werkt ook als deodorant, aftersun, bodylotion en voeding voor je haar (een beetje in de puntjes).
Cambodja heeft mijn hart gestolen! Waarom koos ik dan toch weer voor Thailand? Nog even geduld, dat vertel ik je 17 januari… Ik droom nog even weg ;).