Het Marokkaanse Sprookje #4 // Dakloos
Dit is een verhalenreeks die iedere woensdag op Moderne Hippies te lezen is.
Tip: lees eerst verhaal 1, verhaal 2 en verhaal 3.
Terwijl de grond onder mij vandaan zakte, moest ik tegelijkertijd mijn hoofd boven water houden. Want los van mijn ziekenhuis-avontuur kreeg ik nog een andere uitdaging: ik was officieel dakloos en hierdoor thuisloos. De gemeente Amsterdam had mij namelijk op dubieuze wijze uitgeschreven, terwijl ik nooit had aangegeven dat ik naar het buitenland zou gaan, laat staan officieel zou emigreren. Tevens was mijn lichaam zo ziek geworden dat ik niet meer in staat was om te werken. Ik ben yogalerares en mijn lichaam was en is mijn werk. Al mijn zekerheden, alle basis die een mens nodig heeft, waren in één ruk weg: gezondheid, een (t)huis, financiën en werk.
Samen met mijn oudste broer ging ik naar het Gemeentehuis Amsterdam, maar zul je net zien: toen wij arriveerden was het gesloten. Dan maar een andere poging. Op weg naar het Leger des Heils. Bleek dat ik bij afdeling reclassering zat, kortom, de verkeerde doelgroep. 😉
Van de Amstel gingen we naar ring West, naar het Dienst Werk Inkomen, oftewel het DWI. (Voorheen het beruchte UWV). Er was daar zware bewaking aanwezig, iedere bezoeker werd gefouilleerd. Het leek wel op Schiphol, alleen was deze ticket helaas naar een minder zonnige bestemming! Achteraf begon ik steeds meer te begrijpen waarom het zo belangrijk was dat er beveiliging aanwezig was. De meeste mensen die onder de doelgroep “daklozen” vallen, zijn alcohol-en drugsverslaafden, psychiatrische patiënten en illegalen. En ja, door zoveel emotionele frustratie, onmacht en in combinatie met het Nederlandse systeem kunnen deze mensen soms weleens, zacht gezegd, uit hun slof schieten. Dit heeft soms een nare nasmaak. 🙁
We moesten een nummertje trekken voor het loket. In spanning wachtten mijn broer en ik af. Bizar en bijzonder tegelijk hoe wij daar in de wachtruimte zaten. Ik voelde me zo misplaatst, het leek wel een film. Eindelijk kwam ons nummer in beeld. Achter het loket zat een jong meisje, ik denk een jaar of 24 jaar oud, ik had het idee dat dit haar bijbaantje was. Ze begon ons allemaal vragen te stellen en uit al mijn antwoorden bleek dat ik niet aan de juiste eisen voldeed als dakloze. Kortom: ze kon mij niet helpen en ze kon ons ook niet doorverwijzen naar een andere “hulpdesk”. Mijn broer probeerde het gesprek nog te redden, maar tevergeefs. Langzaamaan begonnen de tranen in mijn ogen te lopen.
Godver! Ik had gewoon een postadres nodig om te bewijzen dat ik bestond. Zo kon ik tenminste ook in aanmerking komen voor zo’n verdomde uitkering.
Geloof mij, ik werk al vanaf mijn 16de. Ik heb mijn hele leven altijd keihard gewerkt: van een topfunctie bij de ABN AMRO en het Arrondissement van Amsterdamse Orde van Advocaten tot aan runner op een filmset van Theo van Gogh of cateringwerk bij Cirque du Soleil. Ik deed het allemaal, was nooit te beroerd om te werken en had hierdoor ook nooit, maar dan ook nog nooit mijn handje opgehouden bij de staat. Ik vertikte het altijd om een uitkering aan te vragen wanneer ik even geen werk had en ritselde altijd wel weer wat leuke opdrachten, wit of zwart. Dat liet mijn situatie echter nu niet toe. Ik moest mij overgeven en kwam terecht in het meest bizarre systeem van Nederland.
Gelukkig viel een collega van het meisje achter het loket ons gesprek op (om privacyredenen noem ik hem in mijn verhaal meneer Buiten). Meneer Buiten wilde ons graag onder zijn hoede nemen en maakte een afspraak met ons voor de week daarop.
Een week later zaten mijn broer en ik op de Elisabeth Wolffstraat. Mijn broer deed het woord, daar hij communicatief veel sterker is. Hij weet als geen ander wat je wel en wat je niet moet zeggen, dit op de juiste manier mét de juiste intentie. Ik daarentegen was toch wat emotioneel en lichtelijk verward.
Mijn verhaal was echter duidelijk voor meneer Buiten. Ik kreeg een postadres en hierdoor werd mijn aanvraag voor een uitkering in gang gezet. Wel kreeg ik een taak mee. Omdat ik dus “thuisloos” en een daklozenuitkering in Amsterdam had aangevraagd, moest ik aantonen dat ik nog steeds een connectie had met “mijn stad”. Per week moest ik een lijst bijhouden bij wie ik verbleef, met vermelding van naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres. Ik moest per week minimaal bij drie verschillende adressen verblijven (buiten Amsterdam verblijven mocht niet en geloof me, er werd gecontroleerd!).
Waar menig persoon zijn of haar drukke agenda inplant met allerlei belangrijke meetings en werkafspraken, bestond mijn planning uit ziekenhuisbezoek en het vinden van onderkomen. En dat laatste was niet zo makkelijk als het misschien lijkt. Hoewel mijn netwerk hier in Amsterdam best groot is, was het vinden van onderdak nog een heuse uitdaging. Ik was behoorlijk ziek en afgezwakt; slapen op een luchtbed of bank was niet altijd even fijn. Om de twee dagen met mijn koffertje op stap was zeer vermoeiend in mijn staat van zijn. Los daarvan kwam ik toch elke keer weer in een andere energie; ieder heeft zo zijn of haar eigen rituelen in huis en hierdoor voelde ik mij toch nog wel een gast, ondanks alle gastvrij-en hulpvaardigheid.
“Home is where the heart is” is een pracht van een slogan. Op dat moment vroeg ik me echter meerdere malen met een traan af: “Where is my home?”
Liefs, Chanti
// Volg Chanti op ChantiMai.com en Facebook