Het Marokkaanse Sprookje #19 // Creatieve therapie
Dit is een verhalenreeks die iedere woensdag op Moderne Hippies te lezen is.
Tip: lees eerst de voorgaande verhalen.
© Richard Albert Broeksema
Ik had veel rust nodig tijdens en na mijn behandelingen, maar rust was niet altijd iets vanzelfsprekend. Wanneer ik werd opgenomen in het ziekenhuis en door omstandigheden een nachtje moest blijven logeren werd ik altijd weer omringd door artsen, co-assistenten en verpleegkundigen. Daarnaast sliep ik ook altijd samen met een andere patiënt op zaal. Weer een nieuwe buurman of buurvrouw. Weer dezelfde gesprekken van “Welke kanker heb jij? Welke behandelingen krijg jij?” of “In 1973 kreeg ik de diagnose van baarmoederhalskanker en daarna in 2001 darmkanker en nu lig ik hier met borstkanker”. Begrijp me niet verkeerd, tuurlijk is het heftig als ik te horen kreeg dat mijn lieve (of zeikerige) buurtje zoveel te verduren had en tuurlijk toonde ik ook echt wel begrip en compassie, maar laten we wel eerlijk zijn, dat wilde ik natuurlijk helemaal niet horen! Ik werd helemaal doodgegooid met kankerverhalen! Ik wilde gewoon iemand ontmoeten die zijn grote teennagel had ingescheurd, een gebroken sleutelbeen had of per ongeluk zijn fietssleutel had ingeslikt. Verdomme, was er dan niemand met een leuk verhaal?
Wat ik zeer zeker wel bewonderenswaardig vond was dat er een pracht van een dame elke dinsdag bij alle patiënten die op zaal lagen, langskwam. Helaas ben ik haar naam vergeten, maar haar verschijning is nog zo in mijn geheugen gegrift: prachtig blond haar, voluptueus, verzorgd gekleed als een echte dame met oma’s parels in haar oorlellen, om haar nek en pols, lipstick en rode wangen en een brede glimlach van hier-tot-Tokyo. Zelf – denk ik – dat ze rond de 65 jaar oud was. Maar goed, wat deed ze dan? Precies, een praatje maken. Zoals ik al in mijn vorig verhaal had vermeld waren de meeste patiënten die ik heb mogen ontmoeten ouder dan ik. Gemiddelde leeftijd: tussen de 45 en 65 jaar jong. En zeker bij de “oudjes” merkte ik op dat ze nihil bezoek kregen. Want laten we eerlijk zijn, de “jeugd-van-tegenwoordig” stopt nog liever zijn omaatje achter de geraniums dan er zelf voor te willen zorgen. En daar iedereen zo druk is met het druk doen – myself included – zag ik gewoon al die oudjes wegkwijnen van eenzaamheid. Hartverscheurend. Lig je er al weken verkankerd bij, neemt niemand de moeite om je op te zoeken. Soms schaamde ik mij hiervoor en tegelijkertijd moest ik ook denken aan mijn eigen relatie met mijn moeder. Haar sprak en zag ik ook maar zelden.
Maar goed, laten we het positief houden, want mijn verhaal van vorige week was wel een beetje triest. Terug naar de desbetreffende dame. Vol van warmte en liefde kwam ze charismatisch binnenlopen en vroeg ze altijd heel lief hoe het met de patiënte ging. Prachtig hoe zij oprecht naar de mensen aan het luisteren was en hoe zij even een hand, knuffel of kus gaf aan diegenen die het op dat moment het hardst nodig hadden. Zoveel respect voor deze dame. Als ik haar ooit nog eens mag tegenkomen dan zou ik haar graag willen trakteren op een wijntje met ordinaire bitterballen. Want deze dame, lieve lezers, deed dit elke week voor nop! Al meer dan 25 jaar lang was zij vrijwilligster bij het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Ik zeg “wow”!!!!
Naast deze pracht van een dame was er – gelukkig – nog een andere afleiding in het ziekenhuis. Op de eerste verdieping bevond zich de Glazen Zaal. Iedereen die in het ziekenhuis kwam was welkom: of men nu was opgenomen, voor dagbehandeling kwam of de Polikliniek en afdeling Radiotherapie bezocht, alles kon en mocht. Op deze afdeling waren er altijd twee medewerkers aanwezig die je hielpen met ideeën, materialen en inspiratie. Gelukkig heb ik van mezelf een rijke fantasie, dus aan ideeën en inspiratie geen gebrek. Ik kon kiezen uit boetseren, zijde beschilderen, kaarten maken, porselein maken, mozaïeken, sieraden maken of tekenen en schilderen. Bij dit laatste was ik al redelijk ervaren. Wel op amateursniveau, hoor! Mijn vader en mijn tweelingbroer konden altijd heel goed tekenen, waar ik als kind echt jaloers op kon worden. Tijdens mijn puberteit begon ik mijn eigen “kunsten” ook in te zien en nam ik Tekenen in mijn vakkenpakket. Meneer Jan van Lokhorst was destijds mijn docent. Man, wat heb ik genoten van deze man. Een echte kunstenaar in hart en ziel en met fantastische droge humor. Ook stond hij bekend als een verstrooide-professor-met-piepende-oren. Ja, piepende oren, ja, want hij had destijds gehoorapparaten in en af en toe gingen die dan zo tekeer tijdens onze proefwerken dat wij als leerlingen hém moesten waarschuwen dat zijn gehoorapparaat aan het suizen was. Ook zal ik nooit vergeten dat hij onze groep met leerlingen meenam naar zijn huis in Gouda. Eerst kregen we een rondleiding in zijn stad en bewonderden we het oude Stadhuis en de pracht van een Sint-Janskerk. Daarna bezochten we zijn atelier en in den avonduren gingen hij en zijn vriendin voor ons koken. Dat was echt een leuk en interessant uitje en ik kan mij herinneren dat niet veel docenten dat zomaar deden. Wat ik van meester Lokhorst heb geleerd is dat kunst niet altijd even mooi hoeft te zijn. Het mag ook lelijk zijn, maar doordat je jouw ziel, jouw liefde, jouw intentie erin hebt gestopt, zal het vanzelf mooi worden of mooi gevonden worden door het juiste publiek. En zo is het maar net.
Want de tekeningen en gedichten die ik destijds in het ziekenhuis maakte waren voor mezelf. Dit om alles wat er met mij en om mij heen gebeurde om het te verwerken. Lang leve de Creatieve Therapie en hierbij een ode aan Jan van Lokhorst!
Kus,
Chanti