INSPIRATIE

Het Marokkaanse Sprookje #20 // Ongemakkelijke situaties

Dit is een verhalenreeks die iedere woensdag op Moderne Hippies te lezen is.
Tip: lees eerst de voorgaande verhalen.

Chanti Het Marokkaanse Sprookje 20

© Richard Albert Broeksema

Het ‘ziek zijn’ had zijn negatieve en ook positieve kanten. Tegelijkertijd stelde ik mijzelf ook de vraag “wat is ziek zijn?”. Ik geloof dat iedereen wel een beetje ziek is, zeker in deze tijd en in deze maatschappij waarin we met z’n allen leven. De één is ‘ziek’ in zijn hoofd, de ander is ziek in zijn/haar hart en weer een ander ziek in het lichaam. De één voelt zich ziek, maar is tegelijkertijd supergezond en een ander maakt zichzelf ziek door zich uit te sloven voor zijn/haar baas die hij eigenlijk niet uit kan staan. Ziek zijn heb je in allerlei facetten en op verschillende niveaus en hiermee om kunnen gaan is tevens onze grootste uitdaging!

Ik vond het altijd moeilijk om te zeggen dat ik ‘ziek’ was, want ergens voelde ik mij niet zo. Los van het feit dat ik flink was afgevallen en er wat bleker uitzag, vond ik dat ik er nog best wel mocht wezen. Ik maakte grapjes met vrienden, verpleegkundige en de buurtjes, begon ineens tv te kijken, was aan het tekenen, boeken aan het lezen, aan het ademen met Tom en probeerde elke dag een frisse neus te nemen bij Slotervaart. Toch viel dit niet altijd mee.

Wanneer ik in het Gasthuis verbleef, had ik altijd weer te maken met mensen om mij heen. Gasten en families die daar verbleven, soms wel maandenlang. En net als met familie: je kunt ze niet altijd uitkiezen. Je krijgt ze cadeau en daar moet je het maar mee doen. Als ik naar de gezamenlijke woonkamer of keuken ging, was er altijd wel iemand aanwezig en moesten er gesprekken gevoerd worden.

Ik kan mij die avond van Oud & Nieuw 2013/2014 nog zo goed herinneren… Mijn tweelingbroer kwam op bezoek en bleef slapen. We zaten lekker ordinair op de bank te hangen toen er een meneer bij ons kwam zitten. Er volgde een heel verhaal over zijn vrouw, bij wie de kanker was teruggekomen. Op een geven moment stelde hij mij allemaal vragen over behandelingen en werkwijze van het Gasthuis. Bleek dat hij dacht dat ik een vrijwilligster/verpleegkundige van het Gasthuis was! Nou, ik had toevallig wel een witte badjas aan, die misschien op een Ja-zuster-Nee-zuster-outfit leek, maar meer ook niet. Ik vertelde hem beleefd en in alle rust dat ik ook een “patiënte” was en al 10 weken in het Gasthuis woonde. Toen ik een korte samenvatting maakte van mijn avontuur stond zijn mond letterlijk open. Dat had hij nooit van mij verwacht, want ik was nog zo jong! Compliment om te horen dat hij dacht dat ik 22 jaar jong was… Zo zie je maar weer, niets is wat het lijkt.

Wanneer ik een nacht in het ziekenhuis moest blijven, was het ook altijd weer spannend met wie je op zaal lag. Gelukkig had ik het voorrecht om een paar weken achtereen met Magnolia – een lieve Surinaamse vrouw –  te liggen. Dat was altijd oprecht een feestje. Maar wanneer er iemand anders tegenover mij kwam, was het toch weer even intunen wat kan… Zo lag ik een keer op zaal met een man, maar die door zijn behandelingen continue naar het toilet moest gaan en keiharde scheten liet. Niet normaal meer, joh. Tsja, wat zeg je dan tegen elkaar als je diegene dan weer recht in de ogen aankijkt? “Goh, dat heeft zeker wel lekker ge-lucht?”

Op de Radiotherapie Afdeling was er altijd een leuke, knappe man aan het werk. Wanneer ik het geluk had dat hij er op die dag weer was, voelde ik mij stiekem toch wel een beetje ongemakkelijk. Hij had een leuke kop en kon goed praten, met een overdosis humor. Wanneer ik dan op die radiobank/tafel lag met mijn blote onderlijf werd ik toch wel een beetje onzeker als hij aan mij moest zitten. Dan schaamde ik me kapot dat hij tegen zo’n oerwoud moest aankijken, omdat ik weer te lui was om mezelf te scheren. Allemaal van die kleine dingen! Uiteraard niet van wereldbelang, maar op dat moment toch wel awkward.

Bij goede dagen probeerde ik een uurtje naar buiten te gaan, maar naarmate ik meer chemo had ondergaan eiste dit toch wel echt zijn tol. Ik werd veel sneller moe en mijn hart klopte als een malle, alsof ik een vrouw van 70 jaar oud was. In mijn laatste weken maakte ik soms dan zelfs gebruik van een rolstoel. Tsja, overgeven… wederom mijn mantra. Je bent jong en je wilt wat en tegelijkertijd voel je je zo oud als het maar kan. K**-chemo.

Dan had je natuurlijk ook mijn vrienden. Ik ben oprecht een gezegend mens dat ik zoveel verschillende mensen om mij heen heb, Kleine, grote, dikke, dunne, rijke en arme mensen (zoals ik). Allen waren ze welkom om mij op te zoeken en voor mij te zorgen, maar niet iedereen kon dit aan. Niet ieders privésituatie liet het toe en veel vrienden vonden het stiekem toch wel eng om mij te zien in deze staat van “zijn”. Begrijpelijk, maar achteraf gezien had ik daar toch wel moeite mee. Het was wel een klein beetje een teleurstelling voor mij.

De meest ongemakkelijke situatie die ik van buitenaf heb mogen ervaren, was in de gezamenlijke keuken van het Gasthuis. Ik was samen met Anouk aan het ontbijten – althans, proberen te eten –  en ineens kwam mijn buurvrouw binnen met een vriendin van haar. Uit enthousiasme riep ik “Nog een gelukkig nieuwjaar, met mooie momenten met je dierbare mama!”. Ze was stil, liep naar een kast, pakte spullen in haar tas en zei: “Mijn moeder is zojuist 2 uur geleden overleden. Het mocht niet baten”.   Jezus…. dat had ik weer! Hoe lomp kun je wel niet zijn! Ik gaf haar meteen een knuffel en voelde aan haar dat ze het allemaal OK vond en dat ze mijn goede bedoeling ook echt wel begreep. Tegelijkertijd, wat doe je? Wat zeg je tegen elkaar na zoiets heftigs? Ik hield het niet meer droog en ging meteen terug naar mijn kamer en heb daar een partijtje gejankt, dat wil je niet weten. Het moest eruit: mijn lompe actie, het verdriet van mijn buurvrouw en tegelijkertijd de confrontatie met mezelf. Met mijn eigen “ziek zijn”. Ik was boos en verdrietig. Ik voelde me machteloos en stelde mezelf de vraag: “Waarom heb ik dit toch weer?”

Liefs,
Chanti